Het verhaal

De Bijbel vertelt het verhaal van de geboorte van Jezus.
Jozef en Maria moeten vanwege een Romeinse volkstelling naar de stad van hun voorvader, koning David. Die stad was Bethlehem en daar moeten ze zich laten inschrijven. Jozef gaat op reis met Maria, die hoogzwanger was. Omdat alle herbergen in de stad vol waren, moesten zij uitwijken naar een stal. Er staat overigens nergens in de Bijbel dat Jezus in een stal geboren is. Wel staat er dat Maria het Kind in doeken wikkelde en in een kribbe (voederbak voor vee) legde, omdat er geen plaats was in de herberg.

Het verhaal vertelt ook dat herders, die in het open veld hun schapen hoedden, bezoek kregen van engelen. Zij vertelden dat er een Redder was geboren en hoe de herders Hem konden vinden. De engelen vormden vervolgens een koor en zongen een lied dat we nog altijd kennen als het ‘Ere zij God’. De herders gingen zo snel als mogelijk naar het Kind in de kribbe.

In de meeste Kerststallen zijn veel van de elementen uit het verhaal terug te vinden. Uiteraard zijn Jozef, Maria en het Kind aanwezig en is het onderkomen vaak een schuur of stal. Ook herders, schapen en engelen zijn meestal opgesteld in of rond de stal en dan zijn er ook nog de os en de ezel. De os en de ezel worden in het verhaal nergens genoemd, maar ze zijn wel in bijna elke kerststal te vinden. Ergens anders in de Bijbel staat “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester”, vaak wordt deze tekst als een verklaring voor de beide dieren gezien.

In de Bijbel wordt ook verteld hoe wijzen uit het oosten een ster hadden gezien en deze volgden tot ze in Jeruzalem kwamen. Ze volgden de ster, een voorteken voor een koningszoon, om de pasgeboren koning der Joden hulde te brengen. Koning Herodes werd hierdoor erg ongerust, want hij vreesde zijn eigen koningschap te verliezen. Hij vroeg de drie wijzen aan hem te komen vertellen als zij Jezus hadden gevonden, zodat hij Hem zelf ook hulde kon brengen.

De wijzen vonden de pasgeboren Jezus met zijn moeder Maria in het huis waarin zij verbleven. Dat zal niet meer de stal geweest zijn, want Jozef en Maria zullen inmiddels wel een beter onderkomen gevonden hebben. In de kerststallentraditie brengen de wijzen op het feest van Driekoningen (6 januari) hun hulde aan Jezus in de stal. Het verhaal vertelt hoe zij de kleine Jezus drie geschenken gaven: goud (verwijzing naar koningschap), wierook (verwijzing naar goddelijkheid) en mirre (verwijzing naar zalving en kruisdood). Omdat er drie geschenken waren, nam men aan dat er ook drie wijzen of drie koningen waren.

De wijzen werden in een droom gewaarschuwd niet meer terug te gaan naar koning Herodus. Deze nam later wraak met de beruchte kindermoord van Bethlehem, waarin hij alle jongetjes jonger dan twee jaar liet doden. Ook Jozef was in een droom gewaarschuwd en vluchtte met vrouw en kind naar Egypte, waar hij bleef tot Herodus was gestorven. In sommige kersttaferelen is ook deze vlucht naar Egypte afgebeeld.

Over de Kerststal zoals wij die kennen is ook nog het volgende te vertellen:
In 1223 kreeg Franciscus van Assisi van de paus toestemming om tijdens de kerstnacht buiten in de natuur de mis te vieren. De eerste Franciscaner monniken hadden in het dorp Greccio (Italiƫ) een klein klooster. Vlak bij het klooster ligt een grot die Franciscus herinnerde aan de Geboortegrot in Bethlehem, die hijzelf in het Heilige Land had bezocht. In deze grot maakte hij een kerststal, een ware replica van de stal in Bethlehem, met een echte voederbak als kribbe voor Jezus, met levende figuren en zelfs een echte ezel en een os. Dit alles om het kerstverhaal zo realistisch mogelijk uit te beelden. Inwoners van naburige steden en dorpen werden uitgenodigd voor de Heilige Mis, die werd opgedragen voor de kribbe. Tijdens de mis predikte Franciscus over de nederigheid en armoede van Jezus. Dit inspireerde de mensen om dit in miniatuur na te bootsen, waardoor het kerststal in de huizen kwam. In 2023 (!) is het dus 800 jaar geleden dat Fransiscus dit deed.